Als de rechter de bestemming van een gehuurde ruimte moet bepalen

Vastgoed / 11 september 2017
Claudia Janssens
Claudia Janssens
Advocaat, Köster Advocaten

Als een gehuurde woonruimte niet volgens de (overeengekomen) bestemming wordt gebruikt, kan dat onenigheid tussen de huurder en de verhuurder opleveren. In sommige gevallen kan die onenigheid tot een procedure leiden.

De rechter die de zaak behandelt, zal dan moeten vaststellen wat de bestemming van het gehuurde precies is en of het gebruik in kwestie daarmee in strijd is. In dit artikel komen 2 zaken aan de orde waarin de rechter deze taak op zich nam.

Kern

Er gelden regels voor de wijze waarop een gehuurde zaak mag worden gebruikt. De wijze waarop een gehuurde zaak mag worden gebruikt, is allereerst afhankelijk van de bestemming die de verhuurder en de huurder zijn overeengekomen. Als de verhuurder en de huurder hebben afgesproken dat een pand mag worden gebruikt als speelgoedwinkel, mag de huurder niet zomaar een dumpstore openen. Als een verhuurder en een huurder hebben afgesproken dat een pand alleen als woonruimte mag worden gebruikt, mag de huurder niet opeens een supermarkt openen in het pand.

Geen bestemming overeengekomen?

Wanneer de verhuurder en de huurder geen bestemming zijn overeengekomen, dan mag de huurder de zaak gebruiken op de wijze waarop de zaak naar zijn aard bestemd is. Daarbij spelen niet alleen de aard van de zaak en het feitelijke gebruik een rol, maar moet er ook worden gekeken naar de bedoelingen van partijen en wat zij over en weer van elkaar mochten begrijpen en verwachten.

Niet bestemd als gastouderbureau

Dat een gehuurde woning niet is bestemd om een gastouderbureau te gaan runnen, blijkt uit een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 14 april 2015. In die zaak kreeg een huurster van haar verhuurder toestemming om een internetbedrijf als weddingplanner vanuit de woning te exploiteren. De huurster had aangegeven dat zij geen cliënten in de woning zou ontvangen en de verhuurder zag dan ook geen bezwaren tegen de inschrijving van het weddingplanbedrijf. Uit de inschrijving bij de Kamer van Koophandel bleek echter dat de huurster zich niet alleen als weddingplanner,  maar ook als gastouderbureau had ingeschreven. De huurster ving tegen betaling kinderen in de woning op. Daar had de verhuurder wel bezwaar tegen en toen de huurster haar werkzaamheden als gastouder bleef voortzetten, heeft de verhuurder een procedure aanhangig gemaakt. Hoewel de huurster in eerste aanleg gelijk kreeg, heeft het hof de verhuurder in het gelijk gesteld. Het hof stelde onder andere:

Bovendien dient Vidomes als verhuurster te waken voor (potentiële) overlast voor omwonenden. Het in de woning – een bovenwoning – structureel opvangen van kinderen van derden, naast eigen kinderen, vergroot het risico op overlast.

De huurster moest de werkzaamheden als gastouder dan ook beëindigen en de ontbinding en ontruiming van de huurovereenkomst werden voorwaardelijk toegewezen. Als de huurster haar werkzaamheden als gastouder echt zou beëindigen, hoefde zij de woning niet te verlaten.

Inschrijving bij de Kamer van Koophandel

Onlangs heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een andere zaak waarin het gebruik van een woonruimte ter discussie stond. In die zaak huurde de huurster een kamer bij de verhuurder. De huurster had een eigen eenmanszaak en gaf trainingen in gebarentaal. Zij stond op het adres van het gehuurde ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, maar ontving geen cliënten in het gehuurde. Wel ontving ze zakelijke post en verstuurde ze soms zakelijke e-mails vanuit het gehuurde. De verhuurder vond dat er daarom sprake was van bedrijfsmatige activiteiten die in strijd waren met de bestemming van de woning, waardoor de huurster zich niet als goede huurster gedroeg. De kantonrechter was echter een andere mening toegedaan. Volgens de kantonrechter stonden het ontvangen van post en het versturen van zakelijke e-mails vanuit de woning niet aan het gebruik als woning, volgens de bestemming, in de weg. De inschrijving bij de Kamer van Koophandel maakte dat niet anders. De woning werd volgens de kantonrechter dus niet in strijd met de bestemming gebruikt en er was geen sprake van strijd met het goed huurderschap.

Geïnteresseerd in de trainingen en events van CorporatieNL met maatschappelijk/vastgoed thema? Meld je aan voor: