Huurovereenkomst: mag verhuurder openingstijden bepalen van winkelruimte?

Maatschappelijk / 21 augustus 2017
Claudia Janssens
Claudia Janssens
Advocaat, Köster Advocaten

De Rechtbank Noord-Nederland heeft een vonnis gewezen in een geschil tussen de huurder van een winkelruimte en diens verhuurder.

De huurder, die in de ruimte een Primerawinkel exploiteerde, kon zich niet vinden in de verruimde openingstijden zoals die waren vastgesteld en aan hem door de verhuurder werden opgelegd. Toen de huurder de winkel dan ook eerder bleef sluiten, is de verhuurder een procedure begonnen. De vraag die de rechtbank diende te beantwoorden was of de verhuurder, op grond van de bij de huurovereenkomst behorende algemene bepalingen, gewijzigde openingstijden mocht vaststellen. De rechtbank heeft die vraag in dit geval met ja beantwoord.

Gestemd voor verruimde openingstijden

De gehuurde winkelruimte bevond zich in een winkelcentrum. De eigenaren van de winkelruimtes waren verenigd in een Coöperatieve Vereniging van eigenaren (CVvE). De exploitanten van de winkels hadden op hun beurt regelmatig overleg met elkaar. Tijdens een dergelijk overleg is er gestemd over verruimde openingstijden. Na een stemronde heeft de meerderheid gestemd voor de invoering van een koopzondag en voor zaterdagopening tot 18.00 uur in plaats van tot 17.00 uur. De gewijzigde openingstijden zijn overgenomen door de CVvE en vastgesteld in het gewijzigde Huishoudelijk Reglement. De huurder van de Primerawinkel was het echter niet met deze verruiming van de openingstijden eens en besloot de openingstijden niet te hanteren. De winkel ging op zaterdag nog steeds op 17.00 uur dicht en bleef op zondag gesloten. Hoewel de verhuurder de huurder diverse keren heeft verzocht en gesommeerd om zich te houden aan de vastgestelde openingstijden, gaf de huurder geen gehoor aan die verzoeken.

Bevoegdheid om de openingstijden van de winkel te bepalen

De verhuurder is vervolgens een procedure tegen de huurder begonnen. In die procedure vorderde de verhuurder om de huurder te veroordelen om de winkel geopend te hebben op de vastgestelde openingstijden. De verhuurder gaf in de procedure aan dat hij op grond van artikel 6.4 van de algemene voorwaarden de bevoegdheid had om de openingstijden van de winkel te bepalen. In dat artikel staat:

Huurder zal het gehuurde overeenkomstig de aard van het door hem daarin uitgeoefende bedrijf binnen de door de bevoegde instantie vastgestelde openingstijden voor het publiek geopend houden en daarin daadwerkelijk zijn bedrijf uitoefenen:

  • indien het gehuurde deel uitmaakt van een winkelcentrum of winkelstraat tenminste gedurende de door de verhuurder, na overleg met de huurder, te bepalen reguliere openingstijden. Bij aanwezigheid van een winkeliersvereniging stelt verhuurder de reguliere openingstijden vast na overleg met die vereniging. Wat betreft ruimere openingstijden, koopavonden en koopzondagen zal huurder zich conformeren aan besluiten dienaangaande van de winkeliersvereniging en bij het ontbreken daarvan aan die van verhuurder. De aan de ruimere openingstijden verbonden kosten zijn voor rekening van de huurders die van de ruimere openingstijden gebruik (moeten) maken.
  • indien het gehuurde geen deel uitmaakt van een winkelcentrum of winkelstraat gedurende de gebruikelijke openingstijden voor vergelijkbare ruimten.”

Overleg, maar geen consensus

De huurder stelde dat het reguliere overleg tussen de exploitanten plaatsvond vanuit een stichting en niet vanuit een winkeliersvereniging, terwijl de algemene bepalingen uitgingen van de aanwezigheid van een winkeliersvereniging. De huurder was dus van mening dat hij zich niet hoefde te houden aan de besluiten die waren genomen tijdens het overleg. De rechter ging daar niet in mee. De rechter heeft aangegeven dat het overleg en de besluitvorming als overleg binnen en van de winkeliersvereniging werd beschouwd door de exploitanten. Het tijdens dat overleg genomen besluit, is overgenomen door de CVvE. De huurder diende zich aan de gewijzigde openingstijden te houden. Dat de woorden ‘na overleg’ in de bewoordingen van artikel 6.4 van de algemene bepalingen zijn opgenomen, maakte dat niet anders: dit betekende volgens de rechter niet dat er consensus diende te bestaan tussen de huurder en de verhuurder. De rechter gaf daarbij onder verwijzing naar artikel 6.4 van de algemene bepalingen aan dat indien de verhuurder na overleg tot een ruimere openstelling besluit, de huurder zich daaraan dient te houden.

De huurder heeft in de procedure nog gesteld dat de algemene bepaling volgens hem kennelijk onredelijk bezwarend was, maar dit beroep is niet geslaagd. De huurovereenkomst is immers aangegaan tussen 2 professionele partijen en de huurder exploiteerde naast deze winkel zelfs nog een andere bedrijfsruimte. De rechter heeft, ook na een uitgebreide belangenafweging, geoordeeld in het voordeel van de verhuurder. De rechter heeft aangegeven dat de bezwaren van de huurder voorstelbaar waren, maar niet zo ernstig dat artikel 6 van de algemene bepalingen als onredelijk bezwarend diende te worden beschouwd.

Dit wil natuurlijk niet zeggen dat de verhuurder altijd de openingstijden van de verhuurde winkelruimte aan de huurder kan opleggen.

Werken aan de corporatie van de toekomst? Meld je aan voor: