Aardgasvrije routes en het effect op de portefeuillestrategie

Vastgoed / 02 november 2020
Sven Ringelberg
Sven Ringelberg
Strategisch adviseur, Gemeente Rotterdam

De nieuwe startanalyse van het PBL over de laagst maatschappelijke kosten alternatieven voor aardgas zetten de boel op scherp. Waar in de vorige versie vooral gekeken werd naar all electric alternatieven en warmtenetten lijken nu groen gas, waterstof en hybride toestellen dominant aanwezig te zijn. Waar gemeenten de afgelopen jaren vooral ingezet hebben op collectieve warmtenetten in gesprekken met de woningcorporaties doemt nu de vraag op: was dit wel een slimme route en zijn we nu terug bij af? In dit artikel aandacht voor het dilemma aardgasvrije routes en het effect op de portefeuillestrategie.

Startanalyse aardgasvrije buurten: een wisselende route

In de nieuwe startanalyse is schilisolatie tot aan energielabel D meegenomen. Dit leidt tot aanzienlijk lagere kosten en mogelijkheden voor andere warmteopties dan in de vorige startanalyse. Warmteoplossingen tot midden temperatuur komen nu goed uit de bus. Denk hierbij aan hybride warmtepompen. Daarnaast komen waterstof en groen gas ineens zeer sterk naar voren in de analyse. Dit samen met de opmerking van het PBL dat we vooral de gasleidingen moeten laten zitten geeft al snel de indruk dat we die discussies over warmtenetten en op grote schaal volledige elektrische warmtepompen kunnen parkeren.

Dit is alleen een verkeerde aanname. De startanalyse kijkt inderdaad naar de toepassing van waterstof en groen gas in combinatie met vraagreductie in de woningvoorraad, maar maakt hier een belangrijke nuance: waterstof is tot 2030 geen realistische optie voor de gebouwde omgeving en groen gas is er niet voldoende. Kortom, waterstof kan een goedkoop alternatief zijn, maar als er niet genoeg van is, dan kan de berekening alsnog niet uit.

Energiebesparing en slim verduurzamen als uitgangspunt

Als corporatie is het zaak je niet te laten afleiden door de bijna wekelijks wisselende analyses. Wat duidelijk is geworden is dat het stapsgewijs verduurzamen en no-regret denken nu echt status heeft gekregen in Den Haag. Dit verduurzamen op basis van de trias energetica met aandacht voor de eigen portemonnee en die van de huurder is iets dat de meeste corporaties al jaren doen. Dit wordt bevestigd door de evaluatie van de aardgasvrije wijken aanpak: de afgelopen jaren is teveel gefocust op ‘aardgasvrij’ als doel op zich in plaats van slim verduurzamen.

Daarnaast houdt de landelijke discussie over aardgasvrij te weinig rekening met komende wetgeving voor minimale isolatiekwaliteit en vraagreductie. Deze standaard en streefwaarden gaan uit van een hoger niveau van isolatie dan het PBL nu in zijn studie beschrijft. Als corporatie geeft dit risico’s, want wat als je nou te weinig isolatie hebt toegevoegd omdat je uitgaat van een hoge temperatuuroplossing?

Als corporatie beginnen met slim verduurzamen

Het voordeel is dat de meeste corporaties bij het isoleren van de woningvoorraad al een stuk meer kwaliteit toevoegen dan dat landelijk meegerekend wordt. Die paar extra cm isolatie zijn vaak niet de meerkosten en het levert de huurders direct voordeel op. Vaak is de kwaliteit die corporaties toevoegen aan de woningen voldoende om te voldoen aan deze komende isolatienormen. Vooral grotere woningen waar meer oppervlakte geïsoleerd moeten worden en jaren 80 bezit, vanwege de beperkt aanwezig isolatiekwaliteit, verdienen extra aandacht.

Dat brengt ons bij de hoofdvraag: waar doe je als corporatie nu goed aan. Hoe maak je een portefeuillestrategie die rekening houdt met al deze onzekerheid? Mijn advies zou zijn begin bij de basis. Zorg voor een plan voor het toevoegen van voldoende isolatiekwaliteit waarmee de route voor midden en lagere warmteopties open blijft staan. De komende Routekaart vanuit Aedes in 2021 kan hierbij helpen, evenals informatie uit de standaard en streefwaarden. Zo blijkt dat vooral gevelisolatie, ventilatie en kierdichting een groot effect hebben op de warmtevraag.

Een focus op een goede kwaliteit van wonen geeft meer zekerheid in de onduidelijkheid rondom de aardgasvrije alternatieven. De meeste gemeenten zijn nu zover dat ze in zicht hebben wat de opties zijn en welke wijken tot 2030 mogelijk aangepakt gaan worden. Duidelijkheid over de eigen strategie en keuzes voor de woningvoorraad maakt het gemakkelijker met de gemeente te spreken over de aardgasvrije routes tot aan 2030. Voor het bezit dat buiten deze eerste ronde valt is de isolatieroute en hybride route blijvend interessant.

Met de verschuiving van de focus op aardgasvrij als doel op zich naar slim stapsgewijs verduurzamen ontstaan voor corporaties meer kansen het bezit op hoger niveau te tillen met echte meerwaarde voor de huurders.